Nieuwendijk 7, gemaal
Adres: Nieuwendijk 7, Brakel
Gemeente: Zaltbommel
Postcode + plaats: 5306 TB Brakel
Straat + huisnummer: Nieuwendijk 7
Naam object: Mansveldergemaal
Kadastrale aanduiding: gemeente Brakel, sectie N, nr. 1246
Bescherming: gemeentelijk monument
Datum aanwijzing: 13 november 2012
Oorspronkelijke functie: gemaal
Huidige functie: -
Bouwjaar: 1857
Architect: J.A.A. Waldorp
Aannemer: J.C. van Limbeek
Bouwstijl: Industrieel Erfgoed
Beschrijver: Mieke Sanders
Datum beschrijving: 9 augustus 2012
Datum foto’s: 9 augustus 2012
Bronnen:
- Streekarchief Bommelerwaard (SAB);
- S.L.H.M. Loo, Bouwhistorische verkenning met waarde-stelling,
- Margraten 2012;
- E.F.T Vink. en A. Vos, Landschap met een Lading, Zaltbommel 2001;
- W. van As, ‘Het Mansvelder gemaal’. In: Tussen de Voorn en Loevestein, Zaltbommel 1997 (nr. 96) p. 1-12.
Kadastrale kaart van Nieuwendijk 7 in Brakel (2015)
Historie en ligging
Het Brakelse Stoomgemaal, in de volksmond beter bekend als het Mansveldergemaal, genoemd naar machinisten Simon en Daniel Mansvelder, is kadastraal gelegen aan de Nieuwendijk 7 in Brakel. Het gemaal is gelegen in de Poederoijense hoek, een buurtschap aan de rand van het dorp Poederoijen. Dit voormalige stoomgemaal maakte, gezamenlijk met de batterijen van Brakel en Poederoijen, deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het is gelegen aan een gedempte wetering die uitmondt in een binnenboezem met vier uitwateringssluizen.
Het Mansveldergemaal is door aannemer J.C. van Limbeek uit Geldermalsen gebouwd en werd op 15 september 1857 in gebruik genomen. Het gemaal bestond uit een machinehal, een ketelhuis en een schoorsteen. Op 18 oktober 1879 werd besloten om een geheel nieuwe stoommachine met scheprad aan te schaffen. Dit had tot gevolg dat de machinehal vrijwel in het geheel afgebroken diende te worden. Hierna werd deze opnieuw opgebouwd met het zogenaamde schepradlokaal aan de zuidzijde. Het ketelhuis en de schoorsteen bleven gedurende deze bouwfase grotendeels behouden. Vermoedelijk werden in deze periode ook de overige sluizen aangelegd en de bestaande kademuren en loopbrug aan de oostzijde vervangen in gewapend beton. Na een brand in de machinehal op 8 mei 1888 zijn vermoedelijk de daken van de machinehal en het ketelhuis vervangen. Rond 1920 werd het ketelhuis voorzien van een dakkapelachtige opbouw en een aangebouwde loods dit om een nieuwe zuiggasmotor te kunnen plaatsen. Als gevolg hiervan werd de inmiddels overbodig geworden schoorsteen afgebroken. Op 28 april 1971 werd een nieuw gemaal, het iets verderop gelegen Van Dam van Brakel gemaal aan de Maasdijk in Poederoijen, opgericht en werd het Mansveldergemaal buitenwerking gesteld. In de periode daarna werden alle machines uit het pand verwijderd en werd de wetering aan de zuidwestzijde gedempt. Het plaatselijk verhoogde dak (nok) van de machinehal ten behoeve van de warmteafvoer werd geheel verwijderd. Ook werd de begane grondvloer aangepast door alle aanwezige sparingen te dichten en werden er enkele poortinvullingen aangebracht. Aan het eind van de twintigste eeuw zijn nog enkele kalkzandstenen binnenmuren en een tussenvloer aangebracht.
Algemeen
De opzet van het Mansveldergemaal wordt gevormd door een combinatie van vier bouwvolumes: de machinehal, het schepradlokaal, het ketelhuis en de loods. Het dak van de machinehal en het schepradlokaal is gedekt met Muldenpannen, het ketelhuis en de loods zijn voorzien van golfplaten. Onder de machinekamer is vermoedelijk een kelder aanwezig (voormalige pompkamer). Het ketelhuis en de machinehal zijn voorzien van metalen spanten het zogenaamde ‘Polonceau’ spanttype, waarbij in de machinehal nog extra houten spanten zijn aangebracht.
Oostgevel
Het linkerdeel (de machinehal) is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. De gevel is voorzien van twee grenenhouten kozijnen voorzien van een rollaag. Aan de onderzijde zijn links en rechts twee grote ontlastingsbogen aanwezig. De linkerboog is opgebouwd uit éénsteens rollaag, de rechter uit 1,5steens rollaag. De linkerboog is dichtgezet in kruisverband en de rechter in halfsteensverband. Op de gevel zijn drie muurbeugels aanwezig. Tevens zijn diverse kleine openingen in de gevel waar te nemen.
Het rechterdeel (het ketelhuis) is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. Geheel links is een grote gevelopening onder een rondboog zichtbaar, die door middel van een toog is verdeeld in een deuropening (klampdeuren) en een halfrond gietijzeren bovenlicht. Voor het overige wordt de muur onttrokken aan het zicht door de ervoor aangebouwde loods met lessenaarsdak.
Deze is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. De oorspronkelijk gietijzeren gootbeugels zijn nog aanwezig. De huidige mastgoot is van asbestcement.
Noordgevel
Het gevelvlak van de noordgevel wordt gevormd door de volumes van het ketelhuis en de links ervan aangebouwde loods. De gevel is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. Van oorsprong bevond zich aan deze zijde nog een gemetselde schoorsteen met een hoogte van circa 20 m. waarvan de fundamenten in de ondergrond nog aanwezig kunnen zijn. In deze gevel zijn dichtgezette openingen herkenbaar, die vermoedelijk de verbinding tussen de schoorsteen en het ketelhuis markeren. Zowel ter plaatse van het ketelhuis als van de aangebouwde loods is een aanzet van een dichtgemetselde poortinvulling waar te nemen. De houten schuifpoorten, geleiderail en houten topgevelbekleding zijn vermoedelijk van recente datum, evenals de houten poortinvulling van de loods.
Westgevel
Het gevelvlak van de westgevel wordt gevormd door de volumes van het ketelhuis (links), de machinehal (midden) en het schepradlokaal (rechts). De gehele westgevel is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. In het linkerdeel zijn twee ijzeren halfronde vensters gesitueerd. In het middendeel zijn twee ijzeren rondboogvensters gesitueerd. In de top is een identiek halfrond venster als in het linkerdeel gesitueerd. In de voet van de gevel bevindt zich een ronde dichtgemetselde sparing welke dienst heeft gedaan ten behoeve van de afvoerbuis van de toenmalige stoommachine. Het rechterdeel (schepradlokaal) is momenteel schuin aangekapt aan het middendeel maar was oorspronkelijk voorzien van een plat dak. Hierin zijn twee gevelopeningen waar te nemen, één voor de invulling van een deur met getoogde bovenzijde en rechts één voor een vermoedelijk halfrond ijzeren raam. In de gevel zijn diverse muurankers geplaatst.
Zuidgevel
Deze gevel wordt voornamelijk gedomineerd door het grote dakvlak. De nok van het dak is aan het eind van de twintigste eeuw aangepast tot de huidige opzet. De ventilatieopbouw is hierbij verdwenen. De gesloten gevel wordt gevormd door de volumes van het schepradlokaal en de machinehal en is opgebouwd uit metselwerk in kruisverband. De dubbele deur is aangebracht aan het einde van de twintigste eeuw. In het muurwerk is tevens een ontlastingsboog waar te nemen met een rechthoekig venster. Onbekend is welke functie deze boog heeft gehad. De invulling van het metselwerk in kruisverband werd in een latere periode aangebracht. De oorspronkelijk gietijzeren gootbeugels zijn nog aanwezig. De huidige mastgoot is van pvc.
Interieur
Het gemaal werd niet met een kelder uitgevoerd maar het oorspronkelijke bestek spreekt wel van een onder de begane grondvloer gelegen pompkamer en waterlopen. In de huidige opzet is deze kelderlaag niet bereikbaar, de enige mogelijkheid die nog resteert is de toegang via het water.
In het schepradlokaal zijn enkele robuuste muurdelen aanwezig die herinneren aan een waterrad op deze positie. Het rad was afgesteund tussen deze beide keermuren.
In de noordwest hoek van de machinehal bevindt zich hoog boven de vloer een reservoir.
Het ketelhuis en de machinehal hebben ijzeren Polonceauspanten, gecombineerd met houten spanten in de machinehal. De wanden zijn voorzien van een sobere witte kalklaag.
Loopbrug en kademuren
Voor de oostgevel bevindt zich een loopbrug welke is uitgevoerd in gewapend beton. Links en rechts van de loopbrug zijn betonnen kademuren opgericht met in het rechterdeel een trapje dat leidt naar het water.
Reden van plaatsing
Architectuurhistorische criteria:
a. als bouwkundig overblijfsel van het industrieel erfgoed.
Ensemble-, landschappelijke - en stedenbouwkundige criteria:
a. als onderdeel, samen met de batterijen onder Brakel en Poederoijen en de uitwateringssluisjes, van de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
a. de bijzondere landschappelijke situering met weteringen en sluizen.
Cultuurhistorische criteria:
a. de voormalige functie als gemaal die nauw is verbonden met de historische, technische en waterstaatkundige ontwikkeling van het gebied.
Bouwhistorische criteria:
a. de voormalige functie als gemaal die herkenbaar is in de bouwmassa en sobere architectuur;
b. het type spanten, de zogenaamde Polonceauspanten. Deze spanten werden vanaf het midden van de negentiende eeuw in industriële gebouwen toegepast;
c. de bouwsporen die herinneren aan de aanwezigheid van machines, gemaal etc.